
Jurisprudentie
BG3321
Datum uitspraak2008-10-28
Datum gepubliceerd2008-11-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2802 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2802 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aan een persoon die voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking kan bijstand worden verstrekt gedurende een voorbereidingsperiode van ten hoogste 12 maanden. Voorwaarde voor toekenning voorbereidingskrediet. Beroep op gelijkheidsbeginsel faalt.
Uitspraak
07/2802 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 19 april 2007, 06/2011 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade (hierna: College)
Datum uitspraak: 28 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brauer. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.C.W. Sterk, werkzaam bij de gemeente Kerkrade.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant ontvangt geruime tijd een bijstandsuitkering, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Op 28 oktober 2005 heeft appellant aan het College meegedeeld dat hij voornemens is wederom als zelfstandige met een bedrijf te starten. Bij besluit van 19 april 2006 heeft het College aan appellant meegedeeld dat de bijstandsverlening met ingang van 1 mei 2006 tot uiterlijk 1 mei 2007 wordt voortgezet met dien verstande dat de arbeidsverplichtingen en de aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling niet van toepassing zijn.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 15 augustus 2006 is dit besluit gehandhaafd en is aan appellant tevens een voorbereidingskrediet tot een bedrag van € 2.570,-- toegekend onder de voorwaarde dat appellant vooraf een onderbouwde kostenraming overlegt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 15 augustus 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd. Daartoe is - samengevat - aangevoerd, dat de opgelegde voorwaarde onterecht is nu deze indirect de mogelijkheid van het inwinnen van een second opinion met betrekking tot een eerder afgewezen verzoek om een krediet op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) frustreert, dat de gemeente zelf kan nagaan dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld en dat de ingangsdatum van de gegunde voorbereidingsperiode dient te worden verschoven naar 15 augustus 2006.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Bbz 2004 kan de bijstandsverlening aan een persoon die algemene bijstand ontvangt, die voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking gedurende een voorbereidingsperiode van ten hoogste 12 maanden worden voortgezet. Artikel 29, eerste lid, van het Bbz 2004 bepaalt dat aan zodanig persoon bijstand kan worden verleend in de met de voorbereiding samenhangende kosten tot een bedrag van (ten tijde in geding) ten hoogste € 2.570,--.
4.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd, dat het College in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt door aan de verstrekking van het voorbereidingskrediet de onderhavige voorwaarde te verbinden. De enkele omstandigheid dat appellant naar zijn stelling in het verleden in een ander verband al eens eerder financiële gegevens heeft overgelegd doet hieraan niet af, reeds omdat iedere aanvraag in het juiste kader en op zijn eigen merites dient te worden bezien.
4.3. Het door appellant gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt reeds omdat dit beroep niet met feitelijke gegevens is onderbouwd.
4.4. Aangezien appellant niet aan de hem opgelegde voorwaarde heeft voldaan, kan - mede gelet op het tijdsverloop - de vraag of de ingangsdatum van de voorbereidingsperiode alsnog op 15 augustus 2006 dient te worden gesteld verder buiten bespreking blijven.
4.5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2008.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
IJ